Wat hebben anti-koloniale geesten als Edward Said en Frantz Fanon ons vandaag de dag nog te vertellen? Dat was de vraag die centraal stond tijdens de tweedelige reeks die Eutopia samen met Kosmopolis Den Haag afgelopen december in het Haagse Filmhuis presenteerde. Na het zien van de documentaires ‘Orientalism- Edward Said’ en Isaac Julien’s ‘Frantz Fanon: Black skin, White mask’ ging het publiek in discussie over hun huidige relevantie. Politicoloog Mariwan Kanie en publicist Erwin Jans deden een aantal aanreikingen.
Frantz Fanon was een man van ideeën. In 1925 geboren als een donkere jongen uit een hoogopgeleidde multiraciale familie op het door de Fransen gekoloniseerde Martinique, ontvluchtte hij het eiland als 18-jarige om mee te vechten in het Franse verzet tegen de Duitse bezetters. Pas in de straten van het na-oorlogse Parijs kwam hij tot de ontdekking dat zijn nieuwe landgenoten hem niet zagen als een bevrijdingsheld, maar als een zwarte man, een ander soort mens. De pijnlijke blik in de ogen van een kleuter en diens moeder zetten hem aan tot het schrijven van ‘Black skin, white mask’, de beroemde verhandeling over de geestelijke effecten van racisme. In zijn gelijknamige documentaire probeert regisseur Isaac Julien de man achter het ikoon te duiden. Hij laat hem hardop denken, en nodigt familieleden uit voor een intieme blik.
De Franse patiënten hadden al genoeg artsen, besloot Fanon nadat hij zijn opleiding als zenuwarts had afgerond. Hij vroeg om een post in een van de koloniën en kreeg een plaats in Algerije, waar de Fransen met harde hand heersten. Als geneesheer directeur op de psychiatrische afdeling van Blida kwam hij tot de ontdekking dat al zijn Algerijnse patiënten op een of andere manier gek waren gemaakt door de verhoudingen tussen hen, de bevolking, en het Franse regime.
In Blida hanteerde Fanon een radicale behandelingsmethode: hij liet de patiënten ontketenen en gaf ze een stukje verantwoordelijkheid voor hun rol in de gemeenschap op hun ziekenboeg. Zo ontstond uiteindelijk een heel nieuw dorp, afgesloten van de samenleving, maar compleet met zaken als een cafe en winkels. Langzaam kwamen de patiënten weer tot een sociaal aanvaardbaar leven.
Het succes van de psychiater verleidde hem tot een groter plan. Om de psychopathologische gevolgen van de kolonisatie structureel aan te pakken, besloot hij, moest hij zich niet richten op de individuele patiënten, maar op de maatschappij die hen ziek maakte. Fanon gaf zijn baan op en sloot zich aan bij de Algerijnse verzetsbeweging FLN.
Fanon mag als pleitbezorger voor noodzakelijk geweld gegolden hebben als de filosoof achter terroristische organisaties zoals Black Panther, denkt Erwin Jans, aanslagen als die van 11 september, zou hij niet gedoogd hebben. De psychiater dichtte het geweld een zuiverende kracht toe, maar zou daarin teleurgesteld zijn geweest als hij niet voortijdig aan leukemie was bezweken. Ondanks al het fysiek machtsvertoon, is de wereld verre van schoon. Fanons weduwe pleegde in ’84 zelfmoord toen ze zag wat er van Algerije geworden was.
De context waarin het geweld geplaatst werd, mag veranderd zijn, benadrukt Jans, de scherpe scheidingen tussen verschillende mensen die ten grondslag liggen aan Fanons werk, bestaan nog steeds. Denk aan degenen met papieren en degenen in de officieuze wereld, zonder papieren. Zelfs in onze ‘beschaafde’ steden leven mensen volgens volstrekt inhumane wetten. Daarin zit volgens hem de waarde van Fanons boodschap anno 2008: ze vraagt aandacht voor alle bevolkingsgroepen die in de geglobaliseerde wereld onder het juk van een dominante cultuur geworpen worden.
Die culturele overheersing bestond tweehonderd jaar eerder ook al in de historische documenten die wij vaak als ‘neutraal’ aanvaarden, benadrukt Edward Said. Al in de dagen voor de kolonisatie trokken schrijvers en strijders de wereld in om het publiek in hun thuislanden over al dat ‘vreemde’ te vertellen. Maar waar de onderzoekers zich onder het mom van de wetenschap als ‘objectief’ en ‘onbevooroordeeld’ te boek lieten staan, werd hun denken in feite gedomineerd door de belangen van het Westen, dat in het portretteren van de duistere, donkere ander haar eigen reine zelfbeeld kon bejubelen. Zo legden verslaggevers de basis voor Napoleons oorlogsvoering, en beelden romantische schilders dames erotisch af in exotische badhuizen, waar geen man ooit een blik in had kunnen werpen. Toch geloofde het publiek in het Westen in hun ‘objectieve’ verbeelding.
Saids standaardwerk ‘Oriëntalisme’ geeft te denken over onze Westerse blik op het Oosten, erkent politicoloog Mariwan Kanie, maar Said maakt zich volgens velen zelf schuldig aan omgekeerd oriëntalisme. Niet voor niets maakte verschillende Arabische bewegingen misbruik van zijn werk door zijn woorden in een anti-Westerse context te plaatsen. Iets wat de schrijver woedend maakte, temeer omdat zijn cultuurkritiek als een nodige vorm van zelfkritiek opvatte – iets constructiefs, niet iets destructiefs tegen een ander. In plaats van in termen van ‘Wij’ en ‘Zij’ te denken, waarschuwt de Koerdische politicoloog, moeten we Said’s werk lezen zoals het in eerste instantie bedoeld was: een nadere verkenning van onze eigen veronderstellingen.
Verslag : Klaartje Jaspers