Den Haag, 10 januari – Bij cultuureducatie staat het individu centraal. Dat stelde directeur Soheila Najand van InterArt zaterdag 10 januari tijdens de werkconferentie Nieuw Cultureel Burgerschap in het Nutshuis in Den Haag. “Cultuureducatie gaat over de vraag: Wie ben ik en hoe verhoud ik mij tot de buitenwereld?”
Cultuureducatie draait volgens Najand, geboren in Teheran, om het ontwikkelen van betrokkenheid tot elkaar. Jonge mensen, zo is haar overtuiging, moeten niet alleen leren wat zij zelf willen. Maar vooral ook leren hoe zij zich verhouden tot andere mensen. “En kunsten zijn instrumenten om dat te leren.”
Het onderwerp van de werkconferentie, Nieuw Cultureel Burgerschap (NCB), werd zeven jaar geleden geïntroduceerd door InterArt, een organisatie in Arnhem die via kunst en cultuur tot nieuwe inzichten wil komen over de Nederlandse samenleving. InterArt deed dat in reactie op de discussie die PvdA-prominent Paul Scheffer destijds aanzwengelde over de toenemende versplintering van de Nederlandse samenleving door te stellen dat “de multiculturele samenleving niet bestaat”. De organisatie deelde Scheffers analyse en is sinds dien op zoek naar een nieuwe invulling van het cultureel burgerschap die een einde moet maken aan de onderlinge vervreemding in Nederland. Zaterdagochtend 10 januari stond in het Nutshuis in Den Haag in deze context de cultuureducatie centraal.
Najand is er van overtuigd dat cultuureducatie kan bijdragen aan de ontwikkeling van Nieuw Cultureel Burgerschap, het er op gericht zou moeten zijn om de Oosterse en Westerse levensfilosofie bij elkaar te brengen. “In het Oosten zeggen we: ‘Wij zijn, dus ik ben’. Terwijl in het Westen wordt gedacht: ‘Ik denk, dus ik ben’. De valkuil van deze tegenstelling is uitsluiting. Terwijl je juist iets heel moois krijgt als je Oost en West bij elkaar kunt brengen”, licht zij haar standpunt tijdens de pauze toe.
Het Mama verhalen koor, dat tussen de lezingen van de verschillende gastsprekers door een muzikaal optreden verzorgde, lijkt de vermenging van Oost en West al aardig tot stand gebracht te hebben. In het Nederlands zong het koor, dat uit mama’s bestaat met allemaal verschillende culturele achtergronden, in mooie melodieën over zijn eigen multiculturele achtergrond. “Ik ben tot tranen geroerd door jullie gezang”, complimenteerde Najand het koor dat onder leiding staat van Astrid Seriese.
De historische canon (www.entoen.nu), die sinds 2007 in vijftig vensters de Nederlandse geschiedenis weergeeft en tijdens de werkconferentie uitgebreid ter sprake kwam, is volgens Najand geen goede basis voor cultuureducatie die recht doet aan het huidige divers samengestelde Nederland. “De canon is een selectie van waardevolle elementen, maar gaat eigenlijk alleen over de blanke geschiedenis van Nederland. Daarom vertegenwoordigt de canon Nederland niet in zijn geheel”, stelt zij. “De canon is een statische benadering van de Nederlandse geschiedenis en belichaamt de ‘blanke angst’ voor het huidige tijdperk van snelle en voortdurende verandering.”
Najand benadrukt dat de canon er in zijn huidige vorm niet in slaagt om ook immigranten bij de Nederlandse geschiedenis te betrekken. “Je moet betrokkenheid ontwikkelen bij de mensen. Maar dat lukt niet als het, zoals bij de huidige canon, alleen over de ander gaat.” De kunstenares pleit daarom voor een canon die recht doet aan de dynamiek van de geschiedenis en de internationale context waarin die zich afspeelt.
“Probeer los te komen van de plaatjes. De canon is niet absoluut. Het gaat om de vraag wat er nu relevant is voor onze samenleving geredeneerd vanuit de geschiedenis”, benadrukt projectleider van Erfgoed Nederland Cees Hageman, die nauw betrokken was bij de promotie van de Nederlandse canon in het onderwijs. “Erasmus staat in de canon, maar hij staat voor iets breders dan alleen zichzelf”, legt hij tijdens de discussie uit.
In Hagemans visie speelt de docent een belangrijke rol. Hij of zij moet er voor zorgen dat leerlingen de vensters van de canon aangrijpen om op onderzoek uit te gaan. “Inspireer docenten, leer ze verhalen vertellen en laat ze bijvoorbeeld hun leerlingen net als Erasmus een lof op de zotheid van hun eigen tijd schrijven. Wat vind je gek om je heen? Die vraag kan iedereen beantwoorden”, geeft hij tijdens de lunch een voorbeeld.
Brengt de canon docenten er niet toe om zich te beperken tot het vullen van vakken?, zo vraagt een bezoeker zich af. Najand valt haar bij. “Jongeren moeten zelf kunnen zoeken. De canon beperkt hen daar alleen maar in. Mijn zoon luistert bijvoorbeeld naar Amerikaanse rappers. Als dat zo is, dan moet je die in de cultuureducatie verwerken en uitleggen hoe de rappers zich verhouden tot bijvoorbeeld klassieke muziek.”
“Leraren die alleen de canon doen en meer niet, moet je eigenlijk de school uit trappen”, reageert Hageman op die mogelijke beperking.
Annie M.G. Schmidt is een “tamelijk oubollige ingang”, zo stelt een bezoeker in de zaal. De in Nederland wereldberoemde liedjes-, boeken- en tekstschrijfster vertegenwoordigt volgens Hageman de jaren vijftig, zestig en zeventig. Een tijd waarin veel Nederlanders zich net als Schmidt afkeerden van de gevestigde orde en haar tradities. “Kijk naar de mogelijkheden van de vensters en gebruik die voor het formuleren van nieuwe fundamenten voor de Nederlandse samenleving.”
Verslag: Aernout Bouwman