'De vergeten migrant' in Pasar Malam Besar

Wat maakt een allochtoon een allochtoon en een Nederlander een Nederlander? Wat moeten we leren van de integratie van de Indonesiërs om de integratie van de Antillianen en Marokkanen te verbeteren? Verliep die Indische integratie eigenlijk wel zo goed als we soms aannemen? Samen met het Tong Tong Festival en het Moluks Historisch Museum organiseerde Kosmopolis tijdens de afgelopen Pasar Malam een discussie over integratie en het Nederlanderschap.

Nee, zeggen NOS-presentator Rocky Tuhuteru, Neerlands schrijvende trots Adriaan van Dis en publiciste Monique Doppert, de Indische integratie is niet zo vlekkeloos verlopen als soms verondersteld wordt. Zij mogen in de ogen van anderen dan ‘goed geïntegreerd’ zijn, hun verwantschap met het land van hun ouders zijn ze nooit vergeten, en de kille ontvangst van de bevoogdende Nederlanders evenmin. In hun streven maatschappelijk hier succesvol te worden, moesten ze hun afkomst verloochenen, zegt Doppert.

“Als Indisch kind moest je het op school altijd net iets beter doen dan de rest”, zegt Van Dis. Achteraf voelt hij zich enorm gefrustreerd over de maatschappelijk werksters die Indonesische moeders het huishoudboekje kwamen uitleggen en de dorpsgenoten die het buitensporig vonden dat zij avocado’s kochten in plaats van ‘blue-band’. De generatie van zijn ouders deed haar uiterste best zich geruisloos aan alles aan te passen, waarschuwt de schrijver, maar “omdat alles onder het karpet werd geveegd, ben ik als volwassene over het karpet gestruikeld”.

Als we iets moeten leren van de Indische integratie, is het dat we anderen meer ruimte moeten geven hun wortels te koesteren. “Daarom zijn grote steden zo leuk”, zegt Van Dis, “mensen hoeven er niet te integreren. In Parijs heb je hele straten waar alleen het Russisch wordt gesproken dat men in de tijd van hun vlucht sprak.”

Treinen met terroristen
Laat ze met rust, zegt Van Dis, door met een loep bovenop mensen te gaan zitten, verander je hun gedrag. “We hebben het gezien nadat er 30 jaar geleden een paar treinen werden stopgezet” – Tuhuteru herinnerde minister Vogelaar er eerder al aan in een open brief. De acties leidden ertoe dat Molukse jongeren op het station in Amersfoort werden aangehouden en gefouilleerd. Ze werden als terroristen gezien, zoals Islamitische jongeren volgens de presentator nu als bedreiging worden gezien.
Hun reactie was herkenbaar. “We trokken ons terug in Molukse wijken en zetten ons af tegen alles wat Nederlands was”, zegt Tutuheru, “onze leus was: ‘Geloof de Nederlanders niet, je krijgt stront voor je goedheid’.”  De gevolgen van hun zelfverkozen isolement werden snel duidelijk: onder deze jongeren vond je het meeste harddrugsgebruik, werkeloosheid en schooluitval. Op dat moment had een dialoog tussen de overheid en de Molukse gemeenschap moeten ontstaan, denkt hij. “Er werd wel over ons geluld, maar vooral niet mét ons.”

Er zit iets vreemds aan die hele ‘integratie’-discussie, vindt Salima Belhaj, fractievoorzitter van D66 Rotterdam. Men wil integratie, maar blijft maar hameren op die afkomst. Als Rotterdams gemeenteraadslid heeft ze sinds Fortuin talloze discussies over integratie gehad, zegt ze, maar dit is voor het eerst dat die gevoerd wordt vanuit de geschiedenis van de migranten zelf. Alle andere   discussies die ze meemaakte kwamen neer op een onwerkbare bezwering: ‘Jij moet als Marokkaan Nederlands worden’. Spreek mensen niet aan op hun etniciteit, zegt ze, spreek ze gewoon aan op hun gedrag.

Wat is eigenlijk die ‘Nederlander’? “Toen ik Monique 15 jaar geleden voor het eerst tegen kwam, vond ik haar een Indische vrouw…”, begint Rocky. “Ik ben ook een Indische!”, stribbelt Doppert tegen, “Een Indische Nederlander.” Met name als ze in Indonesië is, realiseert ze dat ze met haar Nederlandse paspoort niet alleen een Nederlandse is, maar ook een Hollandse, met veel sociaal culturele eigenaardigheden vandien.
Zelf noemt Tuhuteru zich geen Nederlander, hij voelt zich sterker verbonden met de riten van zijn grootouderland. Ooit werd hem te kennen gegeven dat hij eigenlijk geen Molukker was, omdat hij veel te vlekkeloos ABN spreekt. Uit protest deed hij de volgende uitzending in dialect.

Dat is volgens Salima precies waar het bij het Nederlander-zijn om draait: dat je jezelf mag zijn, een individu. Vrijheid, noemt ze dat. In alle andere landen worden mensen veel meer gebonden aan de identiteit van de groep. Identiteit moet je loskoppelen van religie en etniciteit, vindt Belhaj, die maken daar uiteindelijk maar zo’n klein deel van uit.

Tutuheru is het er niet helemaal mee eens. “Er zijn momenten waarop we ‘we’ kunnen zijn”, zegt hij, “Vandaag is zo’n dag: bussen vol Molukse mensen zijn hier vanuit een gevoel van collectiviteit gekomen omdat het de Molukse dag op Pasar Malam is. Het is als met die Russen in Parijs… Als ik enthousiast ben, denk ik in het Moluks. Af en toe vind ik het leuk dat met anderen te delen.” Ook Doppert en jongerentrendwatcher Tanja Jadnanansing herkennen dat gevoel van verbondenheid. “Je groet elkaar ook op straat”, zegt Monique, “net als motorrijders.”

“Mijn vader is Surinaams-Hindoestaans, mijn moeder is Arubaans met een Creoolse achtergrond, en ik ben geboren in Nederland… Als ze mij vragen ‘waar kom je vandaan?’, dan weet ik het niet“, zegt Jadnanansing, “ik heb de keus gemaakt: ik ben het allemaal”. “Dat is heel makkelijk”, lacht ze, “als ik de krant lees en ik lees iets over Antillianen dat me niet aanstaat, denk ik gewoon, ‘nou, ik ben toch n Arubaan’..”
Tegelijkertijd betekent haar brede betrokkenheid ook iets voor haar rol in verschillende situaties. “Ik weet niet of ik in Suriname net zo op het podium zou staan als hier: met een luide stem, koppig, eigenwijs… Het zou ook heel goed kunnen dat de gelijkwaardige relatie die ik hier heb met mijn man, daar heel anders zou zijn.”

Jadnanansings dynamische opstelling wordt ook duidelijk wanneer gespreksleider Ruben Severina vraagt of ‘De Nederlander’ wel bestaat. Die is aan het ontstaan, suggereert ze. Dat veel derde generatie immigranten zich meer verwant voelen met hun buitenlandse grootouders dan met Nederland, erkent ze, maar dat besef van identiteit hebben ze nodig om in Nederland te zijn. Toen ze laatst met een veelkleurige groep jongeren in Engeland was, noemden jongeren die zich in Amsterdam met hun afkomst zouden introduceren zichzelf opeens ‘Nederlands’. “Je moet ergens kunnen wortelen”, zegt de jongerentrendwatcher. Uiteindelijk is dat toch de plek waar ze opgroeien.

Verslag: Klaartje Jaspers

Facebook

Get the Facebook Likebox Slider Pro for WordPress